2.2 Beheer van elektronische identificatiemiddelen
EH1 vervallen per 1-7-2021
Het betrouwbaarheidsniveau eH1 (LoA1) wordt niet meer ondersteund. De middelen en machtigingen moeten minimaal voldoen aan de normen van het betrouwbaarheidsniveau eH2 (LoA2).
Inhoudsopgave
2.2.1 Kenmerken en ontwerp van elektronische identificatiemiddelen
LoA | Vereiste elementen | Toelichting en good practice |
---|---|---|
LOA 1 |
| |
LOA 2 | Hetzelfde als LoA1 met toevoeging van:
In het geval van multifactorauthenticatie (MFA) MOET de sterkte van het wachtwoord in de risicocontext worden bepaald.
| Het Stelsel kent ook een variant op LoA2 (eH2+) waar MFA een vereiste is. Ad 3: Deze eis heeft tot doel dat het middel niet verzwakt wordt door een onvoldoende betrouwbaar proces voor herstel of wijzigingen van een authenticatiefactor. Dit is vooral een risico bij multifactormiddelen, waar bijvoorbeeld met behulp van 1-factor (ongewenst) meerdere factoren van het middel hersteld of gewijzigd zouden kunnen worden en hiermee het middel degraderen van een MFA naar een 1-factor middel. Authenticatiefactoren zijn bijvoorbeeld; gebruikersnaam, wachtwoord, pin en eenmalige code (OTP). Per 01-07-2025 is voor LoA2 MFA vereist. Dit houdt in dat per 01-07-2025 voor zowel EH2 als EH2+ 2-factor authenticatie toegepast wordt.
|
LOA 3 | Hetzelfde als LoA 2 met toevoeging van:
Implementatietermijn Voor punt 1 en 2 geldt: | Ad 2: Dit betekent dat:
In deze eis bedoelde handelingen van de Gebruiker zijn bijvoorbeeld:
Indien zowel de authenticatie-afhandeling als de inlog op het zelfde device kan plaats vinden zorgt de MU/AD ervoor dit risico-gedetecteerd te hebben en treft compenserende maatregelen zoals:
Voorbeeldsituaties:
|
LOA 4 | Hetzelfde als LoA3 met toevoeging van:
| Ad 1: De wijze waarop conformiteit met deze eis wordt aangetoond is aangegeven in paragraaf 2.4.7 Compliance en Audit. |
2.2.2 Uitgifte, uitreiking en activering
LoA | Vereiste elementen | Toelichting en good practice |
---|---|---|
LOA 1 | Hetzelfde als LoA1 met toevoeging van:
| |
LOA 2 | Hetzelfde als LoA1 met toevoeging van:
| Ad 1 en 2: Indien het om een middel gaat dat slechts in de context van de Dienstafnemer kan worden gebruikt mag het adres waar naar het middel wordt gezonden door de Dienstafnemer worden opgegeven. Ad 4, 5 en 6: Doelstelling van deze eisen is:
Good practice: Voorbeelden van notificaties:
Ad 6: De betrouwbaarheid van de associatie met de voornaam een achternaam van de gebruikers neemt toe naarmate de validatie van de associatie onafhankelijker van het registratieproces uitgevoerd kan worden. |
LOA 3 | Hetzelfde als LoA 2 met toevoeging van: Het middel wordt met een gemiddelde verificatie van de identificerende gegevens van de aanvrager (bijv. naam en/of adres) verkregen. | Onderstaande voorbeelden verduidelijken dit type uitgifte van een middel: Het middel wordt per aangetekende post verzonden na voorafgaande validatie van het opgegeven adres bij een officiële identiteitsdatabase waar dit fysieke adres geregistreerd staat. Dit betekent: a) Het middel wordt verzonden naar adres van de Dienstafnemer dat in het Handelsregister is opgenomen geadresseerd aan de Gebruiker, Machtigingenbeheerder of de Wettelijke vertegenwoordiger of; b) Het middel wordt verzonden naar het adres van de Gebruiker zoals dit door de Dienstafnemer is opgegeven. Het risico dat het niet de bevoegde vertegenwoordiger(s) van de Dienstafnemer is die verzocht heeft om de uitgifte van het middel moet worden gemitigeerd. Acceptabele mitigerende maatregelen zijn in elk geval: i. In het geval het verzoek is gedaan door 1 wettelijke vertegenwoordiger of machtigingenbeheerder heeft verzocht om de uitgifte van het middel. Moet de Dienstafnemer van de verzending worden genotificeerd middels een brief naar het adres van de Dienstafnemer dat in het Handelsregister is opgenomen met het verzoek te reageren indien de uitgifte ongedaan gemaakt moet worden. De brief is gesteld geadresseerd aan de Machtigingenbeheerder of Wettelijke vertegenwoordiger van de Dienstafnemer. Alternatief voor een persoonlijke brief is een mail aan de in b) genoemde vertegenwoordigers op hun persoonlijke mailadres in het geverifieerde domein van de Dienstafnemer. ii. In het geval 2 wettelijke vertegenwoordigers, machtigingenbeheerders of een combinatie daarvan het verzoek hebben gedaan is de notificatie aan de dienstafnemer zoals bedoeld bij punt b) i. geen verplichting. c) Het middel wordt verzonden naar het adres dat is gekoppeld aan de voor en achternaam van de Gebruiker. Het adres is geverifieerd aan een origineel uittreksel uit de BRP. Alternatieven a) en b) mogen gebruikt worden voor middelen die slechts bruikbaar zijn in de context van de Dienstafnemer. De authenticatiefactoren van het middel worden gescheiden in tijd verzonden of worden via verschillende communicatiekanalen verzonden. Het is denkbaar dat voor de verzending van de verschillende authenticatiefactoren een combinatie van hetgeen onder a) en b) is gesteld wordt gebruikt. Indien een van de authenticatiefactoren naar het e-mailadres van de gebruiker wordt verzonden moet dit e-mailadres zijn geverifieerd. Opgave van het e-mailadres door de Dienstafnemer op een met b) vergelijkbare wijze is toegestaan mits de gebruiker juistheid van het e-mailadres voorafgaande aan de verzending van de authenticatiefactor heeft bevestigd. Het middel is gedownload van internet nadat het verzoek om een verklaring door de aanvrager ondertekend is met een gekwalificeerde handtekening in overeenstemming met de voorwaarden van de eIDAS-verordening (Verordening (EU) 910/2014) en geverifieerd door een Qualified Trusted Service Provider (QTSP). |
LOA 4 | Hetzelfde als LoA3 met toevoeging van:
|
2.2.3 Schorsing, herroeping en reactivering
LoA | Vereiste elementen | Toelichting en good practice |
---|---|---|
LOA 1 2 |
| Doel van deze eis is dat de gebruiker van het middel zekerheid krijgt over intrekking of schorsing van het middel als hij daar om verzoekt. Ad 4.b: Een vertegenwoordigingsbevoegde kan bijvoorbeeld zijn een Voogd, De Rechtbank of een Bewindvoerder. De identiteit van een Voogd of Bewindvoerder en een beslissing van de Rechtbank kan worden geverifieerd aan een onafhankelijke bron. Good practice voor het verificatie van de identiteit van de Gebruiker bij een verzoek tot intrekking en schorsing/her-activering:
|
LOA 3 4 | Hetzelfde als LoA1 met toevoeging van:
|
2.2.4 Verlenging en vervanging
LoA | Vereiste elementen | Toelichting en good practice |
---|---|---|
LOA 1 |
| |
LOA 2 3 4 | Hetzelfde als LoA1 met toevoeging van:
| Ad 3: Een middel bestaat uit een technische component en procedurele component. Voor de maximale levensduur van het het middel (technisch en procedureel) is aangesloten bij de levensduur van paspoorten en gekwalificeerde certificaten. Het is vanuit optiek van het Stelsel belangrijker dat de kwetsbaarheid van de verschillende technische componenten van het middel wordt gemonitord door de AD/MU dan dat een specifieke levensduur wordt opgelegd van de technische componenten waaruit een middel kan bestaan. Ad 4: Het is altijd mogelijk dat er in de loop van de tijd fouten gemaakt worden waardoor een persoon niet of niet meer in bezit is van de juiste credentials om over een specifiek middel te mogen beschikken. Daarom is het nodig om personen periodiek opnieuw te identificeren conform het proces van de initiële uitgifte van een middel. Bij de keuze voor de termijn van 10 jaar is aangesloten bij de bestaande praktijk voor het vernieuwen van Nederlandse identiteitsbewijzen. Ad 6: Om dezelfde reden als bij 4. en omdat misbruik door derden niet is uit te sluiten van gestolen, verloren middelen of middelen van bijvoorbeeld overledenen is een extra vorm van controle voorgeschreven die eens in de 5 jaar plaatsvindt. Good practice voor middelen die bedoeld zijn voor gebruik in het BSN domein op LoA3 en LoA4:
Voorbeelden van overige good practices:
|